Luz Verde & Aarts Wandelreizen

Geniet zorgeloos wandelend van de natuur en cultuur in Spanje en Portugal

Aarts Wandelreizen in de Fiets- en Wandelbeursbijlage van De Volkskrant en Trouw van 25 februari 2014

Wandelen tegen de teloorgang

Achter de toeristenstranden van Albufeira begint de echte Algarve. Een verlaten streek, waar de tijd stil lijkt te hebben gestaan. In de leeglopende dorpen wonen alleen nog ouden van dagen. Een 300 kilometer lange wandelroute moet de teloorgang van het gebied keren.

De Rio Guadiana vormt niet alleen een landsgrens, maar scheidt ook twee tijdzones. Dus als de kerkklok van het Spaanse San Lucar de Guadiana acht keer slaat, klinkt die van haar Portugese zusterstadje Alcoutim zeven maal. Die ene klokslag minder markeert ook een tempo- en mentaliteitsverschil; het leven aan de Portugese kant van de rivier verloopt merkbaar trager, stiller en ingetogener dan aan de overkant.
Vooral hier, in de Algarve, houden de bewoners er een 19e eeuws aandoend levensritme op na. Misschien niet zozeer aan de kust, waar het massatoerisme zijn sporen heeft getrokken, maar wel in het binnenland. Luttele kilometers achter de hotelcomplexen en toeristenstranden van Albufeira toont de Algarve zich in haar ware gedaante: een grotendeels leeg en woest landschap, met witte dorpjes als kleine oases van menselijk leven tussen de verlaten, roodbruine heuvels.

Middeleeuwen

De stilte die over het landschap hangt, is die van een andere tijd. In de heuvels klinkt slechts het fluiten van vogels, de wind die door de lage bomen waait, het gezoem van insecten, het indringende, metalige tjirpen van krekels, het blaffen van een hond in de verte; in de dorpjes een balkende ezel, de hoeven van een paard, het zachte getok van kippen en af en toe de gedempte stemmen van mensen. Mechanische geluiden ontbreken nagenoeg: zo moet Europa in de middeleeuwen hebben geklonken.
De stilte is mooi, erkent senhor Faustino, maar tekent ook de teloorgang van het gebied. “Hier wonen alleen nog oude mensen.” De rijzige 66-jarige werkte elf jaar in de bandenfabriek van Pirelli in Frankfurt en investeerde zijn geld na terugkeer in Portugal in onroerend goed in Porto en in Balurcos, zijn geboortedorp. Daar ontvangt hij met zijn echtgenote Fernanda spaarzame wandelaars en fietsers in een luxe pension met ruime gastenkamers en een zwembad.

Twee kinderen

“Balurcos heeft twee inwoners jonger dan vijftig”, schetst hij de situatie in zijn dorp. “In een dorpje verderop wonen twee kinderen. Maar voor de rest:
allemaal bejaarden. Hun kinderen zijn net als de mijne vertrokken naar de stad, voor studie of werk. Als de ouderen doodgaan, neemt niemand hun plaats in. Als het zo doorgaat, zijn de dorpen over tien jaar verlaten.”
Faustino werpt een blik op zijn kleindochter Maria da Silva uit Porto, die een paar weken bij opa en oma logeert en Faustino overal volgt. Drie jaar oud is ze en daarmee waarschijnlijk het jongste menselijk wezen in een straal van misschien wel 25 kilometer. Met haar donkere, sprankelende ogen is Maria een pareltje van levenslust in een omgeving die zich kenmerkt door lethargie en afwachting.
Zoals op het terras van O Tempeiro (De Boodschap) in het dorpje Cortes Pereiras, waar de ouderen kijken hoe het leven aan hen voorbij trekt. Niet dat er veel te zien valt. De wolken die langs de hemel trekken, een boom die ritselt in de wind. Af en toe valt een woord. De befaamde Portugese saudade (melancholie) is hier bijna tastbaar.

Klaploper

Binnen schenkt barvrouw Linda met gepaste tegenzin de koffie in die Lennardo, de klaploper van het dorp, bij de onverwachte bezoekers heeft gebietst. Ze veegt hem de mantel uit: hoe hij het in zijn hoofd haalt om te bedelen om een drankje? Zíj werkt toch ook voor haar geld, zeven dagen per week? Waarom hij dan niet? Lennardo trekt de schouders op.
João Ministro, een veertiger, die in de Algarve is geboren en getogen, weigert zich neer te leggen bij de onttakeling van de streek. Hij is de geestelijke vader van de Via Algarviana, een 300 kilometer lange wandelroute van de grensplaats Alcoutim in het oosten naar de vuurtoren en de Atlantische kliffen van Kaap Sant Vincente, het zuidwestelijkste punt van het Europese continent (zie kader).
“Het leven is hier vrijwel tot stilstand gekomen. Als we niets doen, raakt de Algarve steeds verder ontvolkt”, vertelt hij. “Dan ontstaan spookdorpen en is de neerwaartse spiraal niet meer te stoppen. Het idee is om door het bevorderen van wandeltoerisme de economie te stimuleren en daarmee het gebied leefbaar te houden. Wandelaars moeten eten en slapen en geven geld uit in pensions en restaurant. Ze brengen leven in de brouwerij. Dat kan het begin zijn van een nieuwe ontwikkeling.”

Markeringen

Eigenhandig zette João Ministro de 300 kilometer wandelroute uit. Het meeste werk was nog het overtuigen van de dorpsbewoners van het belang van het project. ”De route loopt door veertig gemeenschappen. In al die
gemeenschappen hebben we onze plannen gepresenteerd en discussies gevoerd.”
Ministro stuitte aanvankelijk op onbegrip en weerstand. “De mensen zijn niet gewend aan vreemdelingen. En al helemaal niet aan wandelende vreemdelingen. Portugezen wandelen niet. Hun perceptie is: wandelaars zijn klaplopers die je niet kunt vertrouwen. Want als ze geld hadden, zouden ze wel met de auto reizen. In het begin vluchtten de mensen hun huizen in als ze wandelaars aan zagen komen.”
João Ministro beseft dat de Via Algarviana alleen een succes kan worden als zij wordt gedragen en uitgevoerd door de bewoners zelf. “De mogelijkheden zijn er. Veel huizen staan leeg, mensen hebben kamers over. Die kun je gebruiken om wandelaars onderdak en een fatsoenlijke maaltijd te bieden. Geleidelijk begint nu door te dringen dat het gastvrij ontvangen van wandelaars geld in het laatje brengt. Steeds meer bewoners openen een bed- and breakfast langs de route.”

Jongeren

João Ministro hoopt vooral dat deze ontwikkeling jongeren die naar de stad zijn vertrokken ertoe kan bewegen terug te keren naar hun geboortegrond, omdat ze daar wel kansen zien. Hoe vervelend op zich ook: de crisis in Portugal, waardoor velen hun baan verliezen, speelt hem daarbij misschien in de kaart, meent hij.
Vooralsnog zijn het vooral ouderen die de Via Algarviana tot leven brengen. Zoals het echtpaar Judith (64) en João Henrique (69) uit het dorpje Furnazinhas. Ze werkten als ambtenaar, maar besloten na hun pensionering van het oude familiehuis van João, die in het dorp werd geboren, een guesthouse te maken.
Daar zijn ze goed in geslaagd: hun Casa do Lavrador (het Huis van de Bouwvakker) omvat drie luxe appartementen voor (echt)paren en een groter appartement voor families of groepen. Het kleine witgele complex is van alle gemakken voorzien, zelfs van buitendouches waar mountainbikers hun fietsen kunnen afspoelen. Maar de grootste aantrekkingskracht is hun grote gastvrijheid. Samen met hun enthousiaste kok Olivia (72) doen ze er alles aan om het hun gasten naar de zin te maken.

Investering

De verbouwing en inrichting van de Casa do Lavrador vergde een fikse investering, vertelt de in Mozambique geboren Judith in uitstekend Engels. “Maar we vonden dat we het moesten doen. Niet alleen omdat we het belang
inzien van het toerisme voor de streek, ook omdat we het familiebezit voor het nageslacht willen bewaren.”
Hun mededorpsbewoners bekeken hun activiteiten aanvankelijk met argusogen, vertelt Judith. “Er is één bar in Furnazinhas en als er wandelaars voor de deur stonden, deed de eigenaresse snel de deur op slot omdat ze bang was. Maar nu beginnen de mensen het wel leuk te vinden, die vreemdelingen in het dorp. Ze zien dat er niets is om bang voor te zijn. De bezoekers brengen leven in de brouwerij en dat kunnen we hier wel gebruiken. Er zijn nu ook meer mensen die overwegen een bed- en breakfast te openen.”
Vooralsnog kunnen ze niet leven van hun guesthouse. Judith moet zelfs hard lachen om die vraag. “Welnee, we leven van onze pensioenen en van de opbrengst van het land van de familie van João. Maar dat geeft niets, dit is een langetermijnproject. We hopen dat de volgende generatie het stokje van ons overneemt.”

Via Algarviana, dwars door de Algarve

De Via Algarviana is een 300 kilometer lange wandelroute van de grensplaats Alcoutim in het oosten van Portugal naar de vuurtoren op de Atlantische kliffen van Kaap Sint Vincent, het zuidwestelijkste puntje van het Europese continent. De ervaren wandelaar volbrengt deze tocht – al naar gelang zijn doorzettingsvermogen en conditie – in twee tot drie weken, de minder ervaren loper kan ervoor kiezen een aantal etappes van 15 tot 25 kilometer per dag te volgen.
De route is in het algemeen goed aangegeven, met witrode markeringen op bushokjes, wegpaaltjes en woningen. U krijgt kaarten mee.
Overnachten kan in pensions en guesthouses, die variëren van behoorlijk luxe tot tamelijk eenvoudig. Ze verzorgen ook (uitstekende) maaltijden en lunchpakketten voor onderweg.
Over het algemeen is de route goed te doen, maar enige conditie is vereist, vanwege de soms steile heuvels. Ook moeten wandelaars soms een riviertje oversteken. Goede wandelschoenen zijn dan ook een vereiste. Het kan in dit gebied erg warm worden. Wandelaars moeten daarom per etappe minimaal anderhalve liter per persoon meenemen, liefst meer.
Het landschap onderweg is mooi, maar niet spectaculair. Het bijzondere van de Via Algarviana zit hem vooral in de stilte en de verlatenheid. Het kan voorkomen dat wandelaars een hele dag geen andere mensen tegenkomen. Overigens is de Algarve een paradijs voor vogelliefhebbers. ’s Nachts is de sterrenhemel spectaculair.
Reken in de vaak halfverlaten dorpjes niet op veel vertier. Internet ontbreekt veelal en de mobiele telefoon heeft lang niet overal bereik. Hooguit is er in de wat grotere plaatsjes (500 inwoners) een kleine bar, waar de mannen van het dorp zich verzamelen voor een praatje en een klein kopje koffie (bica), al dan niet vergezeld van een plaatselijk gebrouwen borreltje. Maar veel mensen zitten ook gewoon buiten, op een van de vele bankjes. Ze zijn over het algemeen erg vriendelijk en geïnteresseerd en staan open voor contact. De taal is wel een probleem, maar met handen en voeten – en soms een beetje Spaans – kom je een heel eind. Veel mannen in deze streek hebben in het verleden in Duitsland gewerkt en spreken een mondje Duits.

Sinds begin 2012 organiseert João Ministro samen met Aarts Wandelreizen in Nederland diverse (maatwerk)reizen over deze Via Algarviana.
Kijk daarvoor op: www.aartswandelreizen.nl